De verhuurmarkt voor woningen ondergaat een aardverschuiving, aangedreven door nieuwe wetgeving die het beheer van huurwoningen steeds complexer en minder aantrekkelijk maakt voor particuliere beleggers. Het gaat hierbij om het hogere fictief rendement in box-3 sinds 2024, de Wet Betaalbare Huur (regulering middenhuur) en het verbod op tijdelijke huurcontracten (Wet vaste huurcontracten) sinds 1 juli 2024. De nieuwe verhuurwetgeving heeft directe impact op verhuurders.
Het wordt voor particuliere beleggers moeilijker om winstgevende rendementen te behouden en er is veel onzekerheid op de particuliere beleggingsmarkt door de voortdurende veranderingen in regelgeving. Omdat het investeringsklimaat zo onaantrekkelijk wordt gemaakt, besluiten steeds meer particuliere beleggers om hun beleggingen te verkopen.
1. Wet betaalbare huur
Om huurders een eerlijke prijs te laten betalen voor hun woning, gaat het kabinet de middenhuur reguleren en het woningwaarderingsstelsel (WWS) dwingend maken. Hierdoor worden verhuurders verplicht zich aan een maximale huurprijs te houden. De verwachting vanuit het kabinet is dat op termijn de huur van ruim 300.000 huishoudens met gemiddeld 190 euro per maand omlaag gaat. De wet heeft 4 doelen:
- meer betaalbare huurwoningen
- betere bescherming van huurders
- verduurzaming van de woningen
- blijvende investeringsbereidheid in nieuwbouw
2. Wet vaste huurcontracten
Vaste huurcontracten zijn per 1 juli 2024 weer de norm. Sinds die datum geldt de Wet vaste huurcontracten, die huurders meer zekerheid en bescherming geeft met betrekking tot hun woonsituatie. Alle nieuwe huurcontracten die verhuurders vanaf nu aangaan, zijn voor onbepaalde tijd. Er zijn een paar uitzonderingen op deze wet. Een aantal groepen huurders, zoals studenten of urgent woningzoekenden, kunnen toch een huurcontract voor bepaalde tijd – maximaal 2 jaar – krijgen.
3. Verhoging vermogensbelasting op verhuurde huizen
Voor de belastingheffing in box 3 bedroeg de leegwaarderatio* in 2021 67% van de WOZ-waarde van een verhuurde woning. In 2024 wordt dit opgeschroefd naar 95%. Dit betekent dat particuliere beleggers aanzienlijk meer belasting over hun beleggingsobject gaan betalen.
* Als een woning is verhuurd (zowel sociale- als vrije sectorwoningen) én de huurder heeft een huurcontract voor onbepaalde tijd dan geniet de huurder huurbescherming. In dat geval hoeft een eigenaar minder belasting te betalen over de woningwaarde. Door de leegwaarderatio is de waardering voor verhuurde woningen lager dan de WOZ-waarde van de woning.
Een rekenvoorbeeld:
Een verhuurde woning heeft een WOZ-waarde van € 350.000 en de huuropbrengst is € 12.000 per jaar. De verhouding tussen de huuropbrengst versus de WOZ-waarde is 3,43%. Hier hoort een leegwaarderatio bij van 62%. Over dit percentage ten opzichte van de WOZ-waarde (62% van € 350.000 = € 217.000) betaal je belasting. Vanaf 2024 is de leegwaarderatio 95%. Een particuliere belegger betaalt dan belasting over (95% van € 350.000) € 332.500. Een aanzienlijke stijging!
Bron: Makelaarsland